Kunstopleiding

1980-1985 AKI ArteZ Enschede-Nederland, Monumentalevormgeving-Beeldhouwen, en omgevingsvormgeving.

Ria Groenhof is beeldhouwer, schilder en docent. Ze woont en werkt in Lemmer (Friesland). Zij voert monumentale opdrachten uit in de openbare ruimte en voor bedrijven. Natuurlijk maakt zij ook kleiner werk en werkt zij niet alleen in staal maar ook in andere duurzame materialen.

Dynamische vormen zijn kenmerkend voor het ruimtelijk werk van Ria Groenhof. Vaak wordt het beeld in aanleg gevormd door twee bewegingen die elkaar kruisen. Lijnen doorsnijden elkaar, zowel in het vlak als in de ruimte. Telkens opnieuw levert dat een herhaling van scherpe hoeken op. Alsof het vlak letterlijk wordt opengebroken in een patroon van versplinterde vormen. In dat opzicht is het ontwerp voor een beeld, waarin een deur zich tegelijkertijd opent en sluit, wellicht het meest typerend. Hier zijn alle bovengenoemde aspecten in een betekenisvol geheel samengevat. De abstractie van een puur geometrisch lijnenspel verandert opeens in een herkenbare voorstelling. Wie de schilderijen van Ria Groenhof kent, zal deze vormentaal vertrouwd voorkomen. Terwijl in de schilderijen de ruimte alleen maar gesuggereerd wordt in een complexe gelaagdheid van elkaar kruisende en overlappende kleurpatronen, is het hier een werkelijke ruimte die je echt kunt betreden. Het beeld lijkt direct uit een schilderij te zijn voortgekomen. De derde dimensie is er niet aan toegevoegd, eerder geopend. De verwijzing naar een deur is niet bedacht, maar lijkt als vanzelf ontstaan.

 

Omgekeerd wekt het ruimtelijk werk soms de indruk een “schilderij in de ruimte”te zijn. Je ziet immers maar één aanzicht. De plastische werking van het beeld is alleen maar te ervaren door er omheen te lopen. Dan worden de aanzichten aaneengesmeed tot een ruimtelijk geheel. Op een foto is de gelijkenis in vormentaal van beeld en schilderij zelfs nog sterker. Hier zit het beeld in dat ene aanzicht gevangen. Als je door je oogharen kijkt, geeft dat soms vreemde effecten. Zo lijkt het  kunstwerk voor Oude- en Nieuwehorne een fragment te zijn dat direct uit een schilderij is gelicht. De convergerende schuine lijnen die elkaar kruisen in twee richtingen, de scherpe hoeken, het complexe patroon, de overlapping van vormen. Kortom: het is de vormentaal van het vlak, dat een ruimte suggereert.

 

Maar het omgekeerde is evenzeer het geval. Het beeld neemt immers letterlijk bezit van de ruimte, niet zozeer door een confrontatie van twee geometrische patronen, maar vooral als een concrete samenvoeging van herkenbare objecten: een zitelement en een vijftal haakschoppen. Samenvoeging door samenwerking is in dit opzicht een veelzeggende titel. Die woorden lijken niet alleen op de symboliek van de plek te duiden, waar het beeld staat: een kruispunt waar een oud en een nieuw dorp samenkomen. Het is ook een ontmoeting van twee beeldtalen. De een speelt zich af in het vlak, de ander in de ruimte. Juist door hun samenvoeging werken ze samen, waardoor een spannend geheel ontstaat.

 

Het spel in het grensgebied tussen figuratie en abstractie kent vele varianten. Soms is de herkenbare vorm bijna geheel verdwenen, zoals in het ontwerp voor De Wachters van plaatstaal. Soms is hij prominent aanwezig zoals in de bronzen Turfsnijder in Tjalleberd. Maar in beide gevallen heeft de vormentaal dezelfde grammatica. Het is telkens opnieuw een basisstructuur van prismatische vlakken en scherpe hoeken waaruit het beeld wordt opgebouwd. Het is moeilijk te achterhalen of deze figuratie wordt bereikt door de herkenbare vorm te reduceren tot een schematische afkorting, of juist andersom: door haar op te bouwen uit een aantal formele basiselementen.

 

De schilderijen zijn wellicht het laboratorium geweest waarin deze vormentaal werd ontwikkeld. Het is, hoe dan ook, een kunstmatige taal, die niet stoelt op de spontane verbeelding van een vluchtige waarneming, maar eerder op een doorwrochte wijze van uitbeelding en een weloverwogen constructie. Het is een proces dat vanuit de abstractie terugkeert naar de werkelijkheid en niet andersom. In de verte wordt een herinnering opgeroepen aan het latere werk van Thijs Rinsema. Ook hij keerde vanuit de pure abstractie terug naar een schematisering van de realiteit in een taal van prismatische vormen. De anatomie van passer en liniaal die in zijn Voetballers tot uiting komt vertoont een zekere verwantschap met de Turfsnijder van Ria Groenhof. Daarnaast worden ook associatie opgeroepen met de kunst van de vijftiger jaren, toen de gestileerde abstrahering van organische vormen een bloeiperiode beleefde.

 

Hoe het ook zij, de beelden van Ria Groenhof spreken een eigen taal. Niet alleen in de schilderijen, maar ook in het ruimtelijk werk is zij kennelijk op zoek naar een nieuwe synthese. In die zoektocht lijkt zij iets nieuws te vinden. Beproefde beeldtalen worden samengevoegd, keer op keer, tot opeens een nieuwe verbinding van ruimte en vlak ontstaat.

 

drs. H. Mous, kunsthistoricus

© 2016 Atelier 85